Op 14 juli was het alweer zover (voor wie zich wou opwarmen was er ook nog een pre-party voorzien op woensdag 13 juli): het grootste festival van zuidelijke landsdeel trok zich op hang; wat later een recordeditie bleek te zijn. Over de vijf dagen vol muziek kwamen 235000 mensen afgezakt naar de voormalige steenkoolmijn van het Henegouws dorpje in de Borinage: Dour. Ook voor ons – metalfans – was er weer veel lekkers voorzien. De Cannibal Stage is the place to be voor de liefhebbers van het zwaardere genre, een tent die plaats biedt aan maximaal 6500 man. Een bloemlezing.
Black Mirrors
Black Mirrors is de eerste band die ik aan het werk zie en eigenlijk ook de band die de het festival opent in deze welbepaalde tent.
De femalefrontedband uit het Waalse Braine Le Chateau, met één ep op zijn actief, krijgt een half uur voor wat zijn eerste optreden is op Dour. Het Waalse kwartet kan rekenen op een schare eigen fans, aangevuld door nog wat andere jongere festivalgangers, goed voor een dikke honderd man in wat niet de meest populaire tent van het festival zal worden: dit festival is nu eenmaal niet meteen gericht op de hardrock- en metalfan.
Hun bluesrock gemengd met garage rock en wat psychedelische invloeden à la Janis Joplin is best te pruimen, de met warpaint beschilderde bevallige Marcella Di Troia doet haar uiterste best om het publiek in te palmen terwijl gitarist Pierre Lateur al zijn troeven op tafel legt.
Na vier wat psychedelische nummers krijgen we het bluesy Till The Land Wind Blows en een ronduit schitterend afsluitend nummer. Een band van eigen bodem die ongetwijfeld wat meer aandacht verdient.
Regarde Les Hommes Tomber
De tweede band van de namiddag komt uit het Franse Nantes en is genoemd naar de gelauwerde Franse film van Jacques Audiard Regarde Les Hommes Tomber uit 1994.
Regarde Les Hommes Tomber bestaat inmiddels vijf jaar en heeft twee succesvolle cd’s op de markt gebracht met twee verschillende zangers; zijn muziek staat gecatalogeerd als post black metal en sludge.
De Fransmannen met kap die eerder al op Hellfest en Roadburn stonden, brengen donkere stevige innemende Engelstalige muziek met hier en daar een vleugje hardcore.
Een openbaring wat mij betreft, want ik word vanaf het begin van mijn sokken geblazen in de vroege namiddag van de Franse nationale feestdag. De band kan rekenen op zo’n 300 liefhebbers van stevige donkere muziek wat zo weinig is in vergelijking met de kwaliteit van zijn werk.
Protest the Hero
Ik had de week voor het afreizen naar Dour, nog eens de laatste twee cd’s van de Canadese progressieve metalband Protest the Hero herbeluisterd om zo “in the mood” te komen. Het blijft een technische straffe band met één klein probleem: het is moeilijk om in de muziek te komen – een soort van groovy progressieve metalcore met cleane stem-; heel veel luisterbeurten zijn nodig vooraleer het kwartje valt.
Hoe hard te verteren het is op cd, hoe verdomd makkelijk dit overkomt live; waarschijnlijk omdat de band de muziek eerder vloeiend laat klinken, waardoor de honderden tempowissels eerder als natuurlijk beschouwd worden. Dit gecombineerd met een zanger – Rody Walker – eerder neigt naar een zeer goede heavymetalzanger, dan naar een screamer; wat zou verwacht kunnen worden in dit genre. Dat Walker graag iets verteld tussen de nummers door nemen we er maar wat graag bij, want zo komen we te weten dat Protest the Hero, hoewel dat steeds gedacht wordt, zeker geen Amerikaanse band is. Hij stond erop ons dit te melden. OK. Check.
Een goede start van wat een warme, tweede dag op Dour gaat worden.
Dagoba
Op de tonen van de soundtrack van Bram Stoker’s Dracula in de versie van Francis Ford Coppola verschijnt het Franse Dagoba op de Cannibal Stage. Wanneer de openingstune uitsterft, krijgen we er een oplawaai van jewelste voor in de plaats. Het lijkt wel alsof alle goede moderne metal uit Frankrijk komt dezer dagen. Hoewel modern en stevig is Dagoba geen kloon van Gojira; de heren hebben een eigen gezicht.
Maar wat is me dat? De energie die van het podium komt afgestroomd is fenomenaal. Er ontstaat quasi meteen een circle pit die zelfs na het stoppen van de muziek blijft doorgaan. De bandleden kijken geamuseerd toe en je voelt dat dit een fantastisch optreden gaat worden. Dagoba geeft niet af een trakteert ons een uurtje op het beste wat de groovy stevige metal ons te bieden heeft. Dagoba, mijn nieuwe favoriete band.
Between the Buried and Me
Goed, beter, perfect.
Zelfs al zou Between the Buried and Me zijn liedjes klakkeloos van op cd naspelen, dan nog is het prestatie van heel hoog niveau. Dat de band de muzikale hoogstandjes ogenschijnlijk moeiteloos live weet over te brengen is kippenvelbevordelijk.
En misschien is net dit gegeven een probleem bij BTBAM op festivals: waar bij voortrazende trein Dagoba het spreekwoordelijke dak van de tent geblazen werd, zit er hier misschien te veel variatie. Zeker als je het repertoire van de band niet kent. Voor de fans is dit alweer het perfecte optreden: een goede mix van nieuwe nummers (The Coma Machine) en ouder werk (Telos, Selkies, The Endless Obsession).
Ik kan mij echter moeilijk voorstellen dat er iemand in de tent niet met open mond stond te staren naar die ronduit fantastische eindsolo van Selkies. Ja, zo win je ook zieltjes natuurlijk!
The Bronx
Zanger Matt Caughthran, van de noiserockband The Bronx uit Los Angeles, zit met een serieus probleem: hij heeft namelijk podiumvrees. Al bij de eerste tonen van het optreden staat hij midden het publiek om de gemoederen daar op te hitsen; hij zal het publiek niet meer verlaten tijdens dit optreden. En of dit effectief is!
De overige bandleden zijn deze situatie blijkbaar gewoon, want zij doen hun harde ding – van op het podium – overstoord en voortreffelijk voort. De liederen zijn bijna niet van elkaar te onderscheiden, maar geen haan die hiernaar kraait; daarvoor is hij te druk bezig in de voorste legionen violent te wezen.
Mijn respect gaat ook uit naar de mannen van de crew die in dit gewoel de kabel van de microfoon proberen hoog te houden. Er zal dan maar eens een vrouw het in haar hoofd halen om één van die helpende mannen onder de oksel te kriebelen (wat ook gebeurt). Om dan het werk – de kabel vrijwaren van breuk – te laten primeren op de kietelende handtastelijkheden, daar is karakter voor nodig.
Pixies
Buiten de Cannibal Stage valt er op Dour niet veel hard gitaarwerk te bespeuren, dus zijn we maar wat blij dat tussen allerlei beats en reaggeadeuntjes de Amerikaanse pioniers van de alternatieve rock geprogrammeerd staan. Alles wat bewoog in de rockscene eind jaren ’80, begin ’90 was op één of andere manier schatplichtig aan Pixies. De band rond Frank Black heeft dan ook vier klassieke albums (vijf, met Come Pilgrim erbij) op de wereld geplaatst, waarna de instrumenten voor meer dan twintig jaar werden afgelegd.
Enkele jaren geleden werd er niet enkel een heuse come-back aangekondigd met de originele leden, maar er was zelfs sprake van nieuw werk (Indie Cindy, een samenraapsel van de eerste drie ep’s). Veel nieuws was er dus niet aan, maar de nieuwe generatie zou Pixies eens live kunnen aanschouwen. De wrijvingen die destijds bij de band heersten, staken al vlug weer zijn kop op en dus moest er iets gebeuren. Ego’s Black en bassiste Kim Deal konden niet meer door dezelfde deur (al zou Kim waarschijnlijk door het vele druggebruik de deur alleen ook niet kunnen passen hebben), dus moest er naar nieuw bloed gezocht worden: enter Paz Lenchantin (A Perfect Circle, Zwan). En met deze line-up lijkt alles dan weer wel koek en ei te zijn, want het eerste echte nieuwe werk – na 25 jaar – wordt verwacht rond 30 september van dit jaar (Head Carrier).
Pixies krijgt anderhalf uur speeltijd en dat moet gezegd is veel voor deze band. Akkoord, de ene “hit” volgt de andere op, afgewisseld met hier en daar een nieuwe compositie, maar veel valt er niet te beleven: er zijn geen bindteksten, er is geen beweging op het podium. En Paz zal nog een paar kratjes whisky mogen drinken vooraleer zij het rauwe geluid van Kim zal onder de knie hebben.
Hoogtepunt, voor mij alleszins, komt er al na een half uur wanneer Crackity Jones wordt afgelost door Isla de Encanta; toevallig twee hardere tracks van het gezelschap. Waarna het hele zooitje weer alle richtingen uitgaat.
Blij dat we Pixies nog eens mogen aanschouwen hebben (wat een discografie hebben die mannen, en vrouw, toch!), maar na een uur was het vat toch een beetje af. Ofte: een vermoeiende rit voor de neutrale luiseteraar, een triomftocht voor de fan. Ik zit ergens in het midden, vandaar mijn voortijdig afblazen.
Bedankt aan Hughes Vanhoucke en Xavier Marquis voor de prachtige foto’s en aan de organisatie van Dour voor het prettige ontvangst en accomodatie aldaar. Tot volgend jaar!
Teksten: Hughes Vanhoucke, Eef VP
0 reacties