Naarmate je, als notoire muziekliefhebber, ouder wordt, verandert er wel het één en ander in smaak: op een gegeven moment snap je dat grunten niet meer (waar is dat alweer voor nodig ?), vind je de steeds maar terugkomende moeilijkdoenerij in de traditionele progscene erg bij de haren getrokken en snap je plots het recht-voor-de-raap stoner- en sludgegedoe steeds beter (zware sound zonder compromissen). Evolutie, heet zoiets.
En gelukkig zijn er bands die durven evolueren – anders zou het metalgenre niet meer bestaan -, al draait het niet altijd even goed uit. Maar soms dus wel; kijk maar hoe het bijvoorbeeld – ik zeg zomaar iets – Opeth vergaan is: de death metal vaarwel zeggen en een volledige nieuwe koers varen.
Over Opeth gesproken: deze Zweedse heersers brengen binnenkort hun twaalfde langspeler uit. Laten we het daar eens over hebben (toeval bestaat niet).
De koerswijziging van de Zweden werd niet door iedereen goed bevonden, vooral omdat men zich leek te verliezen in een soort van eindeloze progriedels; niet het meest geliefde subgenre in de metalwereld. Moest men dit enigszins laten varen, we kunnen spreken van een super (hard)rockband.
En of Opeth dit gelaten heeft. Sorceress (de single) – met zijn doomriffs – kennen we ondertussen allemaal, The Wilde Flowers, maar vooral Chrysalis – dat mij geweldig aan de tijd van Blackwater Park doet denken (met name Bleak, minus de deathmetalstukken) -, zijn zoveel als mogelijk gestript van allerlei proginvloeden, doch niet helemaal, want het blijft Opeth natuurlijk. In de plaats krijgen we potige, fantastische rocksongs voorgeschoteld. En het gaat vooruit, dat is een feit!
Wat verder opvalt is dat keyboardspeler Joakim Svalberg het nieuwe geluid van Opeth mee bepaalt; Joakim is de nieuwe Jon Lord! Ook wereldgitarist Fredrik Åkesson – wat kan die man soleren – mag geregeld zijn fantastische kunstjes laten horen. En als de twee heren er in Chrysalis een bovenaardse duo-solo uitpersen, weet ik het zeker: Sorceress (de plaat) zit dicht tegen een meesterwerk aan te schurken.
Tussen al het snelle werk door mag er al eens adem genomen worden en ook daar is aan gedacht met name Will O the Wisp (dat veel beter tot zijn recht komt op dit album dan als afzonderlijke single), Sorceress 2 (de enige track op het album dat mij zelfs na tig luisterbeurten niks doet) en door het Midden-Oosten geïnspireerde The Seventh Sojourn (dat perfect zou passen als de openingstune van het derde seizoen van Deadwood).
Progliefhebbers, vrees niet: er zijn nog een tweetal tracks waar er lustig gejamd wordt – het begin van Sorceress en Strange Brew -, maar daar stopt het mee. Zanger en meesterbrein Mikael Åkerfeldt wou liever met een klepper eindigen: enter Era! Deze song kan zonder probleem tussen de beste tracks van Opeth staan. De hoofdrol hier is weggelegd voor drummer Martin Axenrot, die hiervoor zelfs zijn dubbele basdrum van onder het stof mag halen; al blijft het nog eerder bescheiden.
Het duurt even vooraleer Sorceress onder je huid kruipt, maar als dit gebeurt, dan geraak je er niet meer vanaf. De beste Opeth-plaat sinds Ghost Reveries!
Opeth – Sorceress
- Persephone
- Sorceress
- The Wilde Flowers
- Will O The Wisp
- Chrysalis
- Sorceress 2
- The Seventh Sojourn
- Strange Brew
- A Fleeting Glance
- Era
- Persephone (Slight Return)
0 reacties