Arkona – Khram
In de laatste twee seizoenen van het vergane jaar, ben ik steeds meer geïnteresseerd en geboeid geraakt door muziek uit het nabije oosten en voormalige Sovjetlanden. De culturele diversiteit die decennia, wellicht eeuwenlang onderdrukt werd door eerst de Tsaren en daarna de communisten, was in het verre verleden rijk van kleur en smaak. Een perfecte voedingsbodem voor artistieke uitspattingen in een breedspectrum van kunstvormen van traditionele cuisine (bijv. Vladimir Mukhin) tot met folklore doordrenkte metal. Het in 2002 geboren Arkona is hiervan een schoolvoorbeeld.
Het was aanvankelijk een beetje wennen. Ik ben niet zo van de folk metal normaliter. Bands als Korpiklaani zijn niet aan mij besteed, al zijn ze ongetwijfeld goed in wat ze doen, gezien de grote schare fans. Het was meer bij bands als het Ierse Primordial en nog in grotere mate bij de Oekraïense helden van Nokturnal Mortum dat mijn cultureel antropologische hart sneller ging slaan. Arkona leek een logische opvolger in dat rijtje en ik was dan ook gelukkig dat ik de promo werd toebedeeld, al was het op de release datum zelf.
Wat Arkona biedt, op alweer zijn achtste en/of negende (daar zijn Metal Archives en label Napalm Rec. het blijkbaar niet over eens) full length, is muziek die lijkt geschreven om direct beslag te leggen op mijn ziel en zaligheid. Als ik op dit moment moest omschrijven aan een leek of een recent gemaakte kennis, waar ik precies graag naar luister en wat mijn ‘lijfmuziek’ zoal omvat, zou ik zonder twijfel naar dit album verwijzen, in één adem met Enslaveds laatste vier albums en Nokturnal Mortum’s Голос сталі (The Voice of Steel). Dat is dus nogal een ‘big deal’, zeker omdat deze plaat dus pas net uit is en nu al zo’n enorme impact wist te maken.
Wat is het dan dat dit zo’n gruwelijk bevredigende release maakt? Welnu, alles. Daar zou ik de review mee kunnen afsluiten en dan was ik nog tevreden ook. Ik zal dat jullie echter besparen en wat uitgebreider dit meesterwerk toelichten, lijkt me wel zo eerlijk. Ik wil het jullie ook niet onthouden.
Laten we beginnen bij het technische aspect. De productie van dit album is wel zo kraakhelder, dat je elke nuance meekrijgt. Daarnaast zijn de stukken waarop de band de teugels laat vieren en er flink aangezet wordt in allerlei variaties op het metalgenre, van black tot traditioneel, snoeihard en recht op je smoel. De etherische passages vervoeren je mee op een kristalheldere atmosferische sound die je tot vervoering kan brengen. Erg knap gedaan. Daarnaast is het bij folk gebruikelijk dat er flink getapt wordt uit het vaatje traditionele muziekinstrumenten, denk ook aan een band als Skuggsjá of Wardruna. Om al deze instrumenten (etnische fluiten, gaita, mondharp etc.) te laten doorklinken en niet te laten verzuipen in het beukende metalgeweld is een kunst op zich, een kunst waar deze producer een meester in blijkt te zijn.
Dan zijn er de songs zelf. Stuk voor stuk epische composities op zichzelf. We hebben het hier dan over muziekstukken in plaats van liedjes. De intro en outro, op zichzelf al demonische mantras, buitenbeschouwing gelaten, is de kortste track op Khram al meer dan vijf minuten lang. Op zich is dat nog niet zo opmerkelijk, maar het epos op deze plaat, genaamd Tseluya Zhizn’ of Kissing the Life, is maar liefst zeventien minuten en elf seconden puur genieten. Het verveelt geen seconde. Toen mijn ouwe vader mij vroeger tracks als Stairway to Heaven en In-a-gadda-da-vida (dat net zes seconden korter is) liet luisteren, vond ik deze tracks al meesterlijk en Arkona gaat wat mij betreft daar nog eens dunnetjes overheen. De structuren, wisselingen in tempo en zangstijl, het gebruik van verschillende instrumentale passages, zelfs de synthesizer bridges in nummers als V Ladonya Bogov: alles draagt bij aan een overweldigend succes.
Ik zou een klein boekwerk kunnen weiden aan deze plaat, ware het niet dat er nog meer promo’s een gat in mijn harde schijf liggen te branden. Waar ik nog mee af zal sluiten is het artwork van Khram en hoe het mij in de eerste plaats tot deze band leidde. De cover en al het andere, zeer uitgebreide artwork in deze release werd ontworpen door Rotten Fantom, een Russisch kunsternaars duo bestaande uit Helen Snegockaia uit Sint-Petersburg en Vladimir Snegockii uit Moskou. Ik volg hen sinds 2012 op Facebook en raakte al snel gegrepen en geïnspireerd door hen werk. Ik zag eind vorig jaar het artwork voor Khram op hun pagina verschijnen en ging verder op onderzoek. Ik had dit album al voor beste artwork van 2017 genomineerd, toen bleek dat de plaat pas in januari uit zou komen, maar voor 2018 staat hij vast in het lijstje van kanshebbers. Ken je deze twee bevlogen tekenaars niet, ga dan gauw een kijkje nemen op hun FB-pagina. De cover die zij voor Khram ontwierpen is in alles een afspiegeling van het hart van deze plaat, erg indrukwekkend.
Wat we hier hebben is wat mij betreft een unieke plaat. Het is lang geleden dat ik zo op slag verliefd werd op een voorheen onbekende artiest, maar ik stort me er in dit geval vol overgave in en overtuiging in en terwijl ik deze review vol genoegen afsluit, heb ik de play knop alweer enthousiast ingedrukt: once more ‘round the sun we go!