Michael Schenker heeft het laatste decennium een opmerkelijke transformatie ondergaan. Tijdens zijn UFO- en MSG-jaren stond hij als een schuchtere gitarist op het podium een meed hij zoveel mogelijk oogcontact. Sinds zijn doorstart met Temple of Rock overwon hij zijn podiumvrees en manifesteert hij zich als een zelfbewuste bandleider. Tijdens de laatste Temple of Rock-tournee in Japan, zong Graham Bonnet een nummer mee en de chemie was terug. Hier ontsproot het idee om opnieuw met de oorspronkelijke zangers te gaan werken.
Michael heeft het steeds betreurd dat het album Assault Attack nooit de promotie heeft gekregen die het verdiende. Aan de vooravond van het Reading Festival in 1982 speelde de band een try-out in Sheffield. Het was het eerste optreden met Graham en die had moeite om al die songteksten te onthouden. Hij schreef ze uit en kleefde de papieren vooraan op de grond. Toen het publiek binnen stormde, ritste die de spiekbrieven weg en viel het hele plan in duigen. Graham zag het niet meer zitten en verscheen dronken op het podium; liet de band in de steek, waarna het optreden volledig instrumentaal werd verder gezet. Zijn ontslag was logisch; nu was er de kans om het goed te maken.
Naast Graham Bonnet, Gary Barden en Robin McAuley, vervoegde de ritmesectie van Assault Attack, nl. bassist Chris Glen en drummer Ted McKenna, samen met ritmegitarist/keyboard speler Steve Mann de line-up. De optredens werden uitbundig ontvangen in Japan en Europa en het was dan ook een logische stap om samen nieuwe muziek te maken. De toevoeging van Doogie White (Temple of Rock) maakt het plaatje compleet, want hierdoor worden niet alleen songs uit het verleden gespeeld, maar wordt ook de link gemaakt met het heden.
De muziek werd geschreven door Schenker en hij produceerde samen met Michael Voss, die ook meeschreef aan de teksten. Het originele plan was om zoveel mogelijk nummers door de vier zangers samen te laten zingen, maar dit bleek onmogelijk te organiseren door de grote afstanden tussen de muzikanten en de verschillende agenda’s. Uiteindelijk kreeg elke zanger twee songs waarmee ze aan de slag konden en zongen ze samen op Warrior en The Last Supper.
De plaat opent in volle vaart met Heart and Soul, met de snedige stem van Robin McAuley en een verrassende gastbijdrage van Kirk Hammett (Metallica). Kirk is een absolute Schenker-fan en wilde als eerbetoon meewerken aan het album; de opnames gebeurden in zijn eigen studio in Hawaii. Het resultaat is een ware ‘guitar battle’, waarbij de solo’s over en weer vliegen. De klankkleur van Hammett blendt uitstekend; hiervoor gebruikte hij trouwens de originele 62 Les Paul-gitaar van grootmeester Gary Moore (RIP).
Warrior is een strijdlied met een aanstekelijk refrein, dat het live zeer goed zal doen. Iedere zanger bezit een kwaliteit die de andere niet bezit en bij de samenzang klinken ze heel complementair. Take me to The Church is een heerlijke uptempo song in de gekende Temple of Rock-stijl. Doogie White is mijn favoriet door zijn kenmerkend stemgeluid en zijn sterk componeertalent en ik betreur dan ook het einde van Temple of Rock en het verlies van de ideale ritmesectie Herman Rarebell en Francis Bucholz (beide ex-Scorpions). Gelukkig kreeg Doogie drie songs toebedeeld (hij wou er vijf) en behoren ze niet toevallig tot de beste van het album.
Gary Barden is de zwakste schakel, meer bepaald op de hoge noten, maar gelukkig blijft hij meestal veilig in het midden-bereik, waar hij heel warm en mooi klinkt en het is knap om hem de achtergrondzang te horen zingen bij White. Toch ben ik niet onder indruk van de vrolijke rocksong Messing Around. Graham Bonnett klinkt heel krachtig en duidelijk, maar houdt de woorden lang aan zoals in het stemmige Night Moods en het slepende Everest, waardoor de vaart uit het nummer gaat. Robin McAuley klinkt heel dynamisch en overtuigt over de hele lijn.
Michael soleert als vanouds, maar overdrijft niet. De composities zijn overwegend sterk, maar ik heb nog wat moeite met het idee dat hier een echte band klinkt. Het kan niet simpel geweest zijn om door de verschillende zangstijlen een homogeen geheel te maken. De muziek, en niet in het minst de basgitaar en drums klinken heel helder en het is dankzij de strakke productie dat deze plaat naast melodieus en gevarieerd toch vooral heavy klinkt.
Schenker droomt van de ultieme Fest, met Klaus Meine en Phil Mogg die zijn oude Scorpions en UFO-composities komen zingen. Voorlopig zit er dat niet aan te komen en gaat hij ook niet in op de roep van Mogg voor een reünie van UFO, want de komende jaren ligt zijn focus op MSF. In maart start de Amerikaanse tour met shows van tweeënhalf uren en ik kijk al uit naar het Europese luik in het najaar.
Resurrection:
Line up:
- Michael Schenker – gitaar
- Gary Barden – zang
- Graham Bonnet – zang
- Robin McAuley – zang
- Doogie White – zang
- Chris Glen – basgitaar
- Ted McKenna – drums
- Steve Mann – ritmegitaar, keyboards
0 reacties