Het was 1995, Eindhoven en Dynamo Open Air veranderde mij voor de rest van mijn leven. Ik weet nog het exacte moment dat mijn ziel zich verhief naar nieuwe regionen. Het was met de knal van een jachtgeweer en de stemmen van grof weg 125.000 gelijkgestemden, dat de band Machine Head mij compleet van mijn sokken blies. De rest is geschiedenis. Ik keek nooit meer om, verbrandde die avond mijn Australian trainingspak op het kampvuur en in de vlammen zag ik mijn toekomst als metalhead.
Davidian was in de jaren en decennia erna een vaste waarde in mijn levens begeleidende soundtrack. Het verbroederde mij met mijn dikste vrienden en stond symbool voor mijn rejectie van de moderne maatschappij en het keurslijf. ‘Let freedom ring with a shotgun blast!’ Het dekte de lading compleet en liet niets aan de verbeelding over.
Dat Machine Head gedurende de jaren wat steken liet vallen deerde mij nauwelijks. Sterker nog, ik vond een plaat als The Burning Red prima te pruimen. Het stond als een huis in die tijd van nu-metal gedreven muziek en slechts de slechte bands staan stil en staan niet open voor ontwikkeling en zeitgeist, cornrows and all. Supercharger sloeg ook ik even over, ze sloegen te ver door en de hiphop overstemde de metal. Maar er was hoop en resurrectie. Through the Ashes… was een goede weg terug en met de The Blackening liet Machine Head absoluut niets aan de twijfel over: ze waren terug én hoe! Ik geloof niet dat ik dat jaar iets ander geluisterd heb dan de eerste drie tracks van die plaat op repeat.
Er was dus hoop. Helaas werd die kaars weer rap uitgeblazen, toen Robb Flynn het briljante idee had om founding member Adam Duce de band uit te bonjouren vanwege het eeuwige ‘meningsverschillen’. Ai ai ai… wat zo goed klonk op The Blackening en de opvolger Unto the Locust werd helaas niet herhaald op Bloodstone & Diamonds en de angst sloeg mij enigszins om het hart. Wat als de magie weer verloren was gegaan…
Dan komt het nieuws via de Amped-Up-promopool dat de nieuwe Machine Head klaarligt voor review en ik spring er samen met collega Ashley als hongerige tijgers bovenop. Dit is een release die wellicht mijn formatieve band weer opnieuw leven in kon blazen. Een kans op eerherstel.
Ik ging er koud in. Geen andere review of nieuwsbericht over deze plaat passeerde mijn kritische blik. Waar ik normaal van tevoren mezelf inlees, wilde ik nu onbevlekt deze plaat beluisteren en van een eerlijk oordeel voorzien. Helaas voor de mannen van Machine Head, al zullen ze er niet wakker van liggen, is mijn oordeel niet al te mild of in hun faveure.
Het begint allemaal nog goed. De intro van Volatile is wat productie betreft wat mild, maar in mijn jargon; klapt het er nog goed op. Ik was in ieder geval goed wakker, al vond ik de ‘Oooh fuck the world!’ nogal juveniel. Maar goed ik zet me er overheen. Tot het refreintje begint. De cleane vocalen en het riedeltje doen mij direct te tenen krommen. Wat is er in de naam van alles dat metal is gebeurd met de cleane stem van Flynn? Boybandachtige ellende. Het is alsof het beest getemd is. Opgesloten in een kooi met gewatteerde muren.
Helaas wordt die trend voortgezet op de titel track Catharsis dat een heuse video kreeg. Slappe vocalen met vage zanglijntjes in het extreem slappe refrein. Ik vrees al snel voor de toon van de rest van het album. Het klinkt allemaal wel alsof het van Machine Head afkomstig zou kunnen zijn, maar het ontbreekt aan elke vorm van bite of agressie. Alsof de heren letterlijk gecastreerd zijn. Dat is niet alleen terug te horen in de vocalen helaas. Grootmeester vellengeselaar McClain, een van mijn grote drumvoorbeelden is aan de ketting gelegd en is er in de productie behoorlijk bekaaid vanaf gekomen. Godverdomme.
En daar houdt het helaas niet op. Ik zou een track by track review kunnen schrijven, maar eenieder van jullie die nog aan het lezen is en het al niet opgegeven heeft, zou dan zeker afhaken. Om de eerste helft van het album samen te vatten, denk aan: beroerde white boy raps, clichés over drugs en hoe ellendig het wel niet kan zijn in de grote stad, Hollywood is een bak van verderf etc. enz. De teksten zijn echt simpelweg achterlijk. Onzekere tienerellende vergelijkbaar met het laatste In Flames-album, dat ook na een luisterbeurt naar de prullenbak verbannen werd.
En dan zijn we dus pas halverwege. De doodsteek komt voor mij dan op tracknummer 7 genaamd Bastards. Bastards is, zoals Fynn het zelf benoemt, een ‘folksong’. Wat het eigenlijk is is een open brief aan zijn zoontjes over hoe vreselijk de wereld wel niet is en dat je op moet passen voor alle lelijke, gemene mensen daarbuiten. Alsjeblieft, zing ze dat liedje voor het slapengaan, of rond een kampvuurtjes als je gezellig uit kamperen gaat, maar laat dat zover mogelijk van een Machine Head-plaat verwijderd als maar kan. Wat een ellende.
Ik maak al snel de vergelijking met de slechtste bands van het New Wave of American Heavy Metal of een beroerde versie van een op zichzelf al beroerde band als Slipknot. Machine Head gaat zelfs richting een band als Suicide Silence en daar hoeven we het niet lang over te hebben, geloof ik. Waar in het verleden de slag naar nu-metal nog gemaakt werd met de The Burning Red, lijkt nu opnieuw de trend opgezocht te worden. Ik vrees dat dit gebeurde op jacht naar meer centen en een boost in verkoop van t-shirts aan de eerdergenoemde onzekere tieners. For shame.
Dan duurt dit album ook nog eens nabij de 75 minuten. Als dat nou 75 minuten fantastisch muziek geweld was, of een album van Bell Witch waarbij je heerlijk ondergedompeld wordt in een wereld van malaise. Neen, helaas, het enige wat overblijft is de malaise en niet van het goede soort. Dat er dan nog een track als Heavy Lies the Crown op staat dat zo’n 9 minuten duurt en waarvan slechts 3 hele minuten relevant zijn, maakt het er niet beter op.
Na 64 minuten totale ergernis kom ik dan eindelijk aan bij de laatste twee nummer op Catharis. Ik ben van mening dat je pas een oordeel kunt vellen over een album als je het in zijn totaal geluisterd hebt en meestal luister ik een album minimaal twee keer voordat ik de pen op papier zet, maar ik kon me er niet toe dwingen ditmaal. Het zou bij eens, maar nooit weer blijven. Ik noem dat het St. Anger-syndroom. Razorblade Smile is een tribute aan ons aller Lemmy Kilmister. Omdraaien in het graf wordt moeilijk, als je gecremeerd bent en laat ik het daar maar bij houden. De hekkensluiter Eulogy is niets anders dan een herhaling van de ruggenbreker van dit album genaamd Bastards in een ander jasje gestoken, maar met dezelfde akkoorden. Daar waren ze wat mij betreft mee weg gekomen als ik net 70 minuten lang naar een dijk van een album geluisterd had, maar we weten inmiddels dat niets minder waar is.
In een week, waar een op-sterven-na-dood band als Slayer ons ontviel, doordat ze zelf de stekker er uittrokken, omdat het helse vuur nu gedoofd is, zou je Machine Head en dan met name frontman Flynn hetzelfde toewensen: ‘Let freedom ring with a shotgun blast.” Einde.